De
vesting Josefov Daarom was in 1780 heeft de keizer-kamer een deel van de Smirice-heerschappij met het dorpje Ples opgekocht en 3 oktober 1780 was dan op de plaats van de toekomende Jaroměř-poort de eerste steen van de vesting gelegd in aanwezigheid van de keizer Josef II.
Het dorpje Ples is kort daarna in een groote bouwplaats veranderd. De orde heeft het leger gehouden, naar het bouw kwamen ook de mensen uit de breide omgeving. Deze mensen waren van verschiedene beroepen. De onderaardse vesting hebben bjv. de mijnwerkers van Kutná Hora (een tsjechisch stadje, dat op mijnwezen is gespecialiseerd) gebouwd. Bij het bouwen van de vesting was voor het brennen van de bakstenen de steenkool gebruikt, die uit de mijnen Svatoňovice van afkomst was. Per jaar was van lokale steenfabrieken rond 40 miljoen bakstenen geleverd. Voor de tausenden van werklieden wordt er een stadje met winkels en werkplaatsen voor alle nodige professies gebouwd. Er waren de werkplaatsen voor timmerlui en smeden ontstaan. De bouw was volgens een project van de Franse ingeneur Ludvik Querlonde du Hamela, een generaal in dienst van Oostenrijk, gerealiseerd. Vanaf het jaar 1784 ging in zijn werk een ander kras bouwer van bevestiging, de overste František Lauer, verder. Bij het bouwen van de vesting kwamen voornamelijk de ideen van de Franse bouwers van bevestigingen tot woorde, die hun projecten in hun vaterland niet konden realiseren, want Frankrijk was toen al met de vestingen overzadigd. Waarvoor is de verting Josefov merkwaardig? Voornamelijk daarvoor, dat de vesting niet alleen volgens de geometrisch sjabloen is uitgebouwd, maar in veel grotere mate maakt het van de terreineigenschappen gebruik. In vergelijking met een paar oudere vestingen is er hier de aktieve rol van de vesting-artillerie benadrukt, die maakt niet alleen van de achter linie van de innerlijke wal gebruik, maar ook van de geduwde vestinkje Brdec. De systeem van mijnen en de systeem van overhoren is heel breid en ontwikkeld. De lengte van de onderaardse gangen heeft een tiental kilometers gereikt. De bouw van de vesting was in het jaar 1787 geëindigd, daarna was Josefov feestelijk overgegeven aan de landcommandant in Tsjechië. De overheadkosten voor het bouwen van de vesting heeft ongeveer 10,5 miljoen golden munten van de conventioneele valuta gekost. De bezetting in het oorlogtijd zal ca. 12000 manen tellen. Zijn naam „Josefov“ heeft de vesting pas in jaar 1783 gekregen, toen Leopold II. aan de macht was. Tot dan was de vesting „Plesská“ genoemd.
De vesting Josefov is een complex, dat op het gebiet wan 266 hectaren spreidt. Bij de keuze van de plaats was van de rivieren Elbe en Metuje gebruik gemaakt. Hun troggen en vooral het doorstromende water was bij het systeem van de afweer gebruikt. Ingeval van nood was mogelijk de omvangrijke vlakken in de omgeving van de vesting met onder water te zetten en daarme de hoede voor de enkele vestingsobjecten te zekeren. Acht bastions heeft samen met het terrein de achthoekige vorm van de vesting ingesteld. De bastions verbinden de rechtope segmenten van de muren en ze vormen zo de hoofd-, of innerlijke wallen. Met de omgeving was de vesting met drie poorten verbonden (de poort van Jaroměř, de poort van Nové Město en de poort van Hradec Králové – zie de fotogalerij), die geplaats zijn in het midde van de rechtope segmenten van de muren en zijn gehoed van het schieten van de bastions. Voor de innerlijke wal streekt zich een breide droge sloot uit, in welk andere afweerelementen geplaats zijn. Een onderdeel van de bovenvesting was op de westerlijke zijde van de cornichons, een kunstmatig gemaakt eilandje met hevige bevestiging, dat van twee halfbastions, boven de samenloop van beide rivieren is samengesteld. Achter de bevestiging was een vestingmolen met een waserwerk en sluizen, waarme men het water kon reguleren en het omliggende terrein onder water zeten. Een bruggenhoofd van Elbe en de toegang tot de brug worden door een kronenwal bewaard. In deze kronenwal was het toegangstor tot de vesting van noorden. De bevestiging was met geduwden objecten gecompleteerd, van welke het meest belangrijk was de redoute Brdce, op een hoogte tussen de rivieren. Dadelijk alle enkele elementen bergen in hun innerlijk breide en heel snedige onderaardse ruimten – kazematten. Die dienden vooral tot de dekking van verdedigers, of tot de veilige plekken voor de plaatsing van de voorraden. De brikkenmuren van contreskarp-muren en kanten van enige voorbastions zijn door gaten voor de infanterie- en de artillerie-geschutpoorten doorgebroken, die het gebiet van sloten beheersen. Het omvanfrijkste deel van de innerlijke onderaardse ruimten hoort – net zo als al gezegd – bij de mijnensysteem. De vestingsloot is in zijn volle lengte achter de contreskarp-muren door de geschutpoort-galerie gevolgt. Van deze galerie (maar ook van andere plekken in de onderaardse vesting) lopen de mijnenstollen en communicatieve gangen, die tot leidend verder tot het voorland van vesting. Hier werden ze verder in mijnstollen of „stollen voor het luisteren“ gedeeld. Mijnenstollen worden dan in de afsjouw-ovens gedeeld, die in twee niveaus zijn uitgebouwd. De lengde van alle mijnen voor de sloten deed ca. 45 000 meter en was van 762 mijnen takken gevormd. Deze deden de het leiden van een harde defensief strijd met de vijandelijke sapeurs mogelijk. De mijnenstijd in deze tijd deed namelijk een belangrijk bloei en perfectie op.
In 1812 zag Josefov Russische keizer Alexander I. In de eerste tiërceren 19. eeuw kwam tot grotere bewoning van de stad – met de instroom van civiele bewoners bloeid in de vesting handel en gezellig leven. Tussen 1849 – 1850 werd Josefov een belangrijk en gevreesd cellenhuis. De vesting was voor het eerst in gereedheid gebracht in de tijd van Napoleon-stijden, maar dat was onnut. In juni 1866 overschreden de Pruisische legers de grenzen bij Náchod en de vesting wordt grondig weer tot de strijd in de gereedheid gebracht. Er worden de sluizen gezakt, enkele bruggen geslecht, enkele alleën worden gekapt, die naast de wegen naar de vesting stonden. 29 juni voor wordt het eerst van de vesting-kanonnen geschoten naar de vijand, die naarde tot Česká Skalice. Pruisische legers heeft vesting niet belegerd. De oorlog heeft Oostenrijk eindelijk verloren, de vesting was helemaal niet geroerd. De vesting Josefov heeft het statuut in 1888 verloren, van de gevreesde Pruisen wordt een bondgenoot, door de ervaring van de Pruisisch-Frans oorlog worden de bastions-vestingen gedemoveerd.
Tusen 1890 en 1908 was in Josefov het commando van de 9.ploeg geplaats. De vesting en tot van enkele delen. In 1891 was gescheurd de Jaroměř-poort en de poort van Koruna (Korunní brána), tot 1905 worden gescheurd ook de twee andere poorten. Geliquideerd werd een hele rije van elementen van de uiterlijke bevestiging, kwaliteit-brikken worden een gewenst bouwmateriaal. In de oorlogtijden, die de Oostenrijkse monarchie leidde, kwamen in Josefov de militaire gevangenen voor. Een reuzen gevangenen-leger was bij de vesting in de tijd van de 1. oorlog opgericht. Hij kon tot 42 000 personen bevatten, maar door de leger heeft in essentie meer gevangenen doorlopen. Ze lijden hier onder de harde omstandigheden Italianen, Polen, Russen, Serviërs, Oekraïners… Hellaas vooral einde 19. eeuw, maar wezenlijk tot 1970, waneer Josefov was tot de stedelijke monument-reservatie uitgesproken, kwam tot de grote vernieling van de vesting. Veel elementen en hele vestingsdelen zijn kwijtgeraakt, ze worden tot de bouwmateriaal uit elkaar genomen. Voor de vernieling zijn tussen anderen ook de Sovjetstijle troepen en veel gevoellozen bouwinslagen responsabel. |